Maar liefst 41 jaar na Bob Davidson stond er deze zomer weer een Nederlandse scheidsrechter in de mannenfinale van de Olympische Spelen. Mede door de vroege uitschakeling van Oranje, maar vooral dankzij zijn eigen goede prestaties kreeg de 40-jarige Coen van Bunge de eervolle taak om de wedstrijd tussen België en Australië in goede banen te leiden. Het was een ervaring die Van Bunge zijn leven lang niet meer zal vergeten. “Dit was magisch.”
Nog aan het nagenieten, Coen?
“Absoluut! Als je de Spelen zo mag eindigen, dan kun je daar alleen maar van genieten. De finale van de Olympische Spelen is voor iedere sporter en scheidsrechter het hoogst haalbare, dat is gewoon waanzinnig. Als kleine jongen was het mijn droom om ooit op de Olympische Spelen te staan en dat was me in 2016 gelukt. Dit jaar mocht ik er nog een keer naartoe en als je dan de olympische finale mag fluiten, is dat echt een jongensdroom.”
Wat maakt het fluiten van een olympische finale zo anders dan andere wedstrijden?
“Het is geen doorsnee finale waar misschien drie man en een paardenkop komt kijken, maar het is de grootste hockeywedstrijd op aarde! Als je die ringen op het veld ziet staan, weet je dat je onderdeel bent van het grootste sportevenement ter wereld. De Spelen worden eens in de vier (in dit geval vijf) jaar gehouden en alle spelers hebben de droom om olympisch goud te winnen. Als je onderdeel mag zijn van dat stukje geschiedenis, voelt dat als iets magisch.”
Hoe kijk je terug op de finale die je samen met je Poolse collega Marcin Grochal hebt geleid?
“Ik kijk er met een heel tevreden gevoel op terug! We hadden geen enkele discussie na afloop en dat is wat je als scheidsrechter nastreeft. Ons doel was om aan het begin van de wedstrijd de lijnen uit te zetten, zodat de spelers duidelijk hadden wat ze wel en niet konden doen. We wilden die gasten lekker laten hockeyen en ons zo min mogelijk met spel bemoeien. Die tactiek wierp zijn vruchten af, want we hebben in totaal maar één groene kaart hoeven uit te delen. Het vertrouwen van de spelers in ons was heel groot!”
Wat vond de FIH (de internationale hockeyfederatie) van jullie optreden?
“Na afloop van de wedstrijd stonden alle collega’s van de FIH ons op te wachten. Onze managers (bazen) waren laaiend enthousiast over het toernooi en dat er geen enkele discussie was in de finale. We kregen berichtjes en felicitaties alom. Dat was heel mooi!”
De spelers krijgen een gouden of zilveren medaille na het spelen van een finale. Hebben jullie er nog iets tastbaars aan overgehouden?
“Marcin en ik hebben de wedstrijdbal meegekregen, en natuurlijk de herinnering! Omdat het zo’n speciaal moment is geweest, hebben we elkaar gevraagd om een boodschap op de bal te zetten, zodat het een memory for ever is. Ik heb niet echt een museum thuis met allerlei hoogtepunten, maar deze bal krijgt zeker een mooi plekje.”
Wanneer hoorde je dat je de finale mocht fluiten?
“Op de dag ervoor. De finale werd op donderdag gespeeld en woensdag om half 2 hadden wij een meeting waarbij de laatste twee wedstrijden werden aangewezen. Normaal kregen we een appje met alle aanstellingen, maar nu werd het in de aanwezigheid van alle scheidsrechters bekendgemaakt. Als eerste kwam de wedstrijd om het brons; daar zat mijn naam niet bij. Mijn hoop groeide en toen ik vervolgens te horen kreeg dat ik de finale mocht fluiten, sloeg mijn hartje even over. Iedereen applaudisseerde voor me en omhelsde me, dat was fantastisch! Het voelde als een beloning voor al het harde werken, alle kilometers die ik gemaakt heb en alle energie die ik er de afgelopen jaren in heb gestoken.”
Door de vroege uitschakeling van het Nederlands team – voor het eerst sinds 1984 haalden de Oranjemannen de halve finale niet – zag jij je kansen om de finale te mogen fluiten toenemen. Hoe heb jij naar de prestaties van Nederland gekeken?
“Ik vind het heel erg zonde dat ze niet het spel hebben kunnen laten zien wat ze heel graag wilden. In de voorbereiding zag het er nog allemaal zo goed uit, maar in de poulefase leek ineens niets meer te lukken. Nee, het was niet helemaal Oranjewaardig, zal ik maar zeggen. Dat vind ik, zeker voor de spelers die hun laatste Olympische Spelen hebben gespeeld, heel erg zonde. Voor het Nederlandse hockey ben ik blij dat er tenminste één Nederlander in de finale heeft gestaan.”
Hoe heb jij je op je tweede Spelen voorbereid?
“Omdat er vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus weinig gehockeyd werd, ben ik op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag: wat kan er allemaal wél? Op een gegeven moment heb ik het Nederlands damesteam gevraagd wat zij in de periode tussen het EK en de Olympische Spelen zouden doen. Ze gaven aan dat ze tien dagen van tevoren naar Japan (Gifu) gingen om alvast te acclimatiseren aan de warmte, de tijd en aan de regels. Ik vroeg of er een mogelijkheid was om mee te gaan en dat vonden ze goed. Daar was ik heel blij mee! Op deze manier kon ik voor mijn gevoel in de juiste mindset komen en m’n hoofd helemaal klaar maken voor Tokio. Het was een gouden greep gebleken.”
Na de Spelen van Rio zei je dat je in Tokio meer wilde gaan genieten. Is dat gelukt?
“Nee, maar dat komt door de omstandigheden waar we mee te maken hadden. In Rio kon je overal naartoe: van de Copa Cabana naar de Suikerberg en van het ene sportveld naar het andere. In Tokio leek het alsof er alleen een hockeytoernooi was. We mochten nergens naartoe, behalve naar het hotel en naar het hockeyveld. We zaten op de 26e etage, wat weliswaar nog enig uitzicht gaf op Tokio, maar voor de rest heb ik helemaal niks van de stad gezien. Dat is niet zoals een Olympische Spelen horen te zijn. Als je ergens bent, wil je ook iets van de omgeving zien.”
Hoe was het om in een leeg stadion je wedstrijden te moeten fluiten?
“Als je uit een EK komt waar 5000 gillende mensen op de tribunes stonden te stampen, is een leeg stadion natuurlijk supersaai. De sfeer is anders, de dynamiek is anders, maar dat wisten we van tevoren. De 150 vrijwilligers die bij het hockeytoernooi aanwezig waren, hebben er voor alle teams echt een feestje van proberen te maken. Dat was heel mooi.”
Je hebt inmiddels al heel wat mooie wedstrijden en toernooien op je palmares staan. Wat is nu het volgende doel?
“Het WK in India (januari 2023) staat alweer voor de deur, dus daar wil ik graag naartoe en goed presteren. Kijk: als je eenmaal zo’n finale gefloten hebt, smaakt dat altijd naar meer. Ik ben nog lang niet klaar met fluiten en ga er alles aan doen om over drie jaar bij de Spelen in Parijs ook goed voor de dag te komen. Over twee jaar worden de aanstellingen bekendgemaakt, dus het is aan mij om de komende twee jaar heel goed te presteren en dan wederom voor het hoogst haalbare in Parijs te gaan.”