De Redsticks hebben zich de afgelopen jaren opgewerkt tot vaste waarde binnen de mondiale top. Met de ervaren Argentijn Max Caldas als bondscoach zet Spanje in op een duidelijke langetermijnvisie: een nieuw elftal opbouwen dat richting de Spelen van Los Angeles 2028 weer om de hoogste prijzen kan meedoen. Het Europees kampioenschap in Duitsland is daarbij een belangrijk ijkpunt voor deze verjongde selectie.
Spanje kende in het afgelopen jaar een veelbelovende reeks wedstrijden. In de FIH Pro League versloegen ze onder meer toplanden als India (3-1 en 4-1) en Argentinië (3-2), met glansrollen voor spelers als Nicolás Álvarez en Borja Lacalle. Die twee zijn samen met Bruno Ávila het gezicht van de nieuwe generatie Redsticks. Ondersteund door routiniers als aanvoerder Álvaro Iglesias en Joaquín Menini beschikt Spanje over een uitgebalanceerde ploeg die snelheid en ervaring combineert.
De Spanjaarden hebben een rijke geschiedenis in het EK: in 1974 en 2005 werden ze kampioen, en met 18 deelnames behoren ze tot de vaste waarden van het toernooi. Toch ligt de laatste Europese titel alweer twintig jaar achter hen, en dat is precies waar de focus ligt: opnieuw meedoen om het eremetaal. In totaal behaalden ze al zeven EK-medailles, maar de laatste finaleplek dateert van 2007.
Bondscoach Caldas is uitgesproken in zijn ambities. “We bouwen aan een team dat structureel kan presteren. Niet alleen op toernooien, maar ook in de aanloop ernaartoe. Onze speelstijl moet herkenbaar zijn, met lef, pressie en slimme keuzes. Het EK is voor ons geen eindpunt, maar een meetmoment.”
Bij de Spaanse hockeybond is die koersverandering breed gedragen. De herkozen president Santiago Deó wil meer investeren in de jeugdopleidingen en de nationale competitie, zodat Spanje ook op lange termijn internationaal relevant blijft.


