Myrthe Koppers zal de zaalhockeywedstrijd van afgelopen zaterdag tegen Victoria (2-3) niet snel vergeten. De verdedigster van Ring Pass sloeg tegen de opponent uit Rotterdam in de Haagse Sportcampus twee keer toe uit een strafcorner. Daarentegen miste ze in de tweede helft ook twee strafballen bij een 1-2 en 1-3 tussenstand.
Bij haar eerste poging pushte Koppers de bal tegen de paal. Vijf minuten later stopte Amber Klijsen haar inzet. “Die bal nam ik niet goed genoeg en ging te veel naar binnen toe. Daar wist Amber wel raad mee. Twee seizoenen geleden stond ze nog bij ons op doel. Ze kent mijn corners en strafballen dus door en door.” In de eerste zaalhockeywedstrijd van dit seizoen tegen Victoria pushte Koppers een strafbal ook al tegen de paal. Heeft ze last van een ‘Victoria-syndroom’? “Dat zou je haast denken. Maaike de Vries benutte daarentegen wel een strafbal. Wij zijn de vaste nemers. Aan de andere kant gingen mijn strafcorners er tegen deze ploeg lekker in.”
Het leverde Ring Pass, dat zaterdag ook met 5-0 van Den Bosch verloor, echter geen punten op. Daarom staan de Delftsen na acht speelrondes met slechts drie punten onderaan. De ploeg verloor vier van de zeven duels met een doelpunt verschil. “We hebben het niet meer in eigen hand. We moeten aanstaande zaterdag in Almere zowel Kampong als onze directe concurrent Amsterdam kloppen en hopen op puntverlies van Amsterdam. Anders zijn we direct gedegradeerd. We kunnen hooguit nog vijfde worden in onze poule en daarmee de play-outs bereiken.”
Daar bewaarde Ring Pass twee jaar geleden in de Haagse Sportcampus slechte herinneringen aan. Haar ploeg degradeerde, omdat de andere opponenten Bloemendaal en Laren het in hun onderlinge wedstrijd op een akkoordje zouden hebben gegooid. Ring Pass promoveerde meteen terug naar de hoofdklasse. Hoe hard zou een degradatie nu aankomen? “Als we net als tegen Victoria alles geven, dan kunnen we met opgeheven hoofd afdalen. Zover wil ik nog niet vooruitkijken. Ons team liet het vooral liggen op 7 januari tegen Victoria (2-3) en Amsterdam (1-2).”
