Haar lach schatert diverse keren door de zonovergoten Engelse landschapstuin aan de Bussumse Alberdingk Thijmlaan. De ontmoeting met Jeanne Hogestijn is een bijzondere. De benen mogen het dan niet zo goed meer doen, de geest is glashelder. Een als kort bedoeld vraaggesprekje met de oud(ste)-international van Be Fair loopt uit op anderhalf uur herinneringen ophalen. Met tenslotte een ‘ik zie je weer als ik honderd word’. Dat is over drie jaar.
Het is sowieso een bijzondere ontmoeting; Jeanne Hogestijn, 97 dus, was ‘gymjuf’ op mijn middelbare school, het Bussumse Vitus College. Mijn zus had les van haar, wij, haar vier broers, niet. ,,De meisjes hadden les van vrouwen, de jongens van mannen’’, verklaart ze. Had ik nooit eerder bij nagedacht.
Wist ik als puber veel dat ze gelouterd hockey-international was. Van 1946 tot en met 1959 29 keer in Oranje, waarvan een aantal jaren als aanvoerder.
Wist ik veel. Wij waren een volleybalfamilie, geen hockeyers. Verschillende werelden. Ik was er waarschijnlijk ook nooit achter gekomen als mijn vrouw en kinderen 28 jaar geleden niet waren gaan hockeyen bij ‘t Spandersbosch, de opvolger van Be Fair, óf als we het magazine voor het 100-jarig bestaan niet waren gaan maken.
Dan kun je ineens niet meer om Jeanne Hogestijn heen. Haar neefje, Willem Jan, legde de eerste steen voor het huidige clubhuis. Haar twee broers, Huub en Cok, waren beiden voorzitter. En Jeanne? Die speelde tig jaren in Be Fair dames 1, dertien jaar in Oranje, was daarna begeleider van Nederlandse jeugdteams, leidde hockeykampen en zat in de elftalcommissie voor het Nederlands vrouwenteam. ,,Er was in die tijd ook wel een bondscoach, maar de elftalcommissie en later de selectiecommissie, wees aan wie er in het Nederlands team moesten. Wij dus. Zo ging dat toen.’’ Ze lacht breeduit. ‘Juf’ Hogestijn hield er een lidmaatschap van Verdienste van de KNHB aan over.
Wembley
Maar mooier zijn de herinneringen. ,,Al hadden we natuurlijk niet zulke trips als nu. Wij gingen niet naar Zuid-Afrika, India of Argentinië. Toen was het Schotland, Wales, Engeland, Duitsland en Frankrijk, maar ook leuk hoor. Wij hebben nog op Wembley gespeeld, het oude Wembley hè, niet dat van nu. Het grasveld was zó mooi, alsof het een golfgreen was. Het was net kunstgras. Er stond daar in de kleedkamer zo’n enorm bad waar je met z’n allen in kon. Van onze begeleider ‘Jonkheer Quarles van Ufford’ mochten we de dag voor de wedstrijd tegen Engeland niet in bad, dat zou slecht zijn voor je spieren. Na die wedstrijd lagen we direct met z’n allen in dat enorme bad. Onze ‘jonkheer’ was er toch niet bij. Er was wel een nadeel aan Engeland; we konden nooit van ze winnen. Op de Engelse scholen was hockeyen verplicht, die vrouwen waren gewoon beter. Ik herinner me een wedstrijd dat ik net zo goed niet had kunnen meedoen; ik speelde best goed, maar die linksbuiten was zo snel, die kon ik met geen mogelijkheid bijhouden.’’
Jeanne Hogestijn was ‘een goeie linksback.’ ,,Dat stond na de wedstrijden ook meestal in de krant, dus dan zal het wel zo zijn.’’ En plichtsgetrouw. Verdedigers verdedigden. Bijna dertig interlands, nul doelpunten gemaakt.
Maar goed ook trouwens dat ze toen niet naar Zuid-Afrika of Argentinië gingen. ,,Toen was er nog geen postcodeloterij die sponsorde of zoiets als een NOC*NSF-status. Wij moesten zelf geld inzamelen. Voor de wereldspelen van 1959 in Amsterdam moesten we zelf geld bij elkaar brengen. We verkochten blocnotes. Die had je van honderd en vijftig blaadjes, wij verkochten die van vijftig voor blocnotes van honderd, die leverden meer op en niemand ging natuurlijk de blaadjes tellen.’’ Die wereldspelen mochten overigens geen WK heten. ,,Van de Engelsen niet. Er mocht ook geen winnaar worden uitgeroepen. Het was dus gewoon leuk als je won.’’
Woestenij
Nog gevoeliger lag de wedstrijd van 30 oktober 1955 in Berlijn. ,,Het was de eerste keer dat we na de oorlog weer in Duitsland speelden. Dat werd door hen enorm gevierd en we werden ongelofelijk gefêteerd.’’ Maar de meeste indruk maakte het bezoek aan Checkpoint Charly, de grens tussen toenmalig Oost- en West-Duitsland. ,,Aan Oost-Duitse kant was alles nog een grote platgebombardeerde woestenij terwijl aan de Kurfürstendamm aan West-Duitse kant alles alweer was opgebouwd en de winkels volop draaiden.’’
Ze had sowieso iets met Duitsland. Haar vader had in Wuppertal gevangen gezeten, in een knoopjesfabriek, in de cel naast Titus Brandsma. ,,Ze moeten samen hebben gelucht. En aangezien Titus Brandsma in mei door de Paus heilig is verklaard straalt iets van die heiligheid ook op mijn vader en mij af.’’ Daar is die lach weer.
Als het vat eenmaal borrelt, dan borrelt er veel naar boven. Jeanne Hogestijn kon ook aardig piano spelen en zingen. Dus zette ze als aanvoerder van Oranje op de feestavond van hun Schotse gastgevers een mooi Schots lied in: ‘Auld Lang Syne’, prachtige Schotse ballade. Iedereen pakte de hand van de ander en zong volop mee. Maar toen ik klaar was, stond iedereen op en ging weg.’
Wat ze niet wist, was dat het lied traditioneel gezongen wordt als afsluiting van een Burns supper, een typisch Schots diner. Wat ze ook niet wist was wie Robert Burns was, de beroemdste dichter van Schotland, schrijver van ‘Auld Lang Syne’. ,,Dat was ook wel een beetje jammer.’’
Nog een mooie. ,,In die jaren speelden er vier broers Terlingen en vier Bleekemolens in Heren 1 van Be Fair. In die tijd kwamen er vaak Engelse teams bij ons. Nadat ze de eerste vier Terlingens voor de wedstrijd een hand hadden gegeven dachten ze dat ‘Terlingen’ zoiets betekende als prettige wedstrijd. Dus zeiden ze dat na die eerste vier Terlingens tegen iedereen terug.’’
Dierenasiel
En oh ja; het dierenasiel. Ook zoiets. Be Fair had na de oorlog tijdelijk geen clubhuis. Dat was opgestookt in de hongerwinter. ,,Wij moesten ons verkleden in het dierenasiel, tussen de blaffende honden.’’ Pas in 1954 was het nieuwe clubhuis gereed.
Waar vooral Be Fair-mannen in hun beste dagen naar ‘grotere’ clubs vertrokken en van daaruit Oranje haalden, bleef Jeanne Hogestijn Be Fair altijd trouw. ,,Ik ben trouw aan mensen, aan clubs en aan mijn huis. Ik woon hier al 88 jaar. Er werd ook in die tijd al gezegd ‘als je hogerop wil, moet je eerste klasse spelen’. Ben ik nooit mee bezig geweest. Het was heerlijk elke zondag op Be Fair. Mijn broers zwaaiden de scepter en we deden het nog goed ook.’’
Wanneer ze stopte met spelen? Dat is onduidelijk. Ze begon in ieder geval pas laat. ,,Mijn ouders waren heel streng. Ik mocht pas beginnen na mijn eindexamen, toen ik 18 was. De jongens mochten wel veel eerder. Ik heb in ieder geval tot mijn vijftigste gespeeld, in dames 3. En daarna nog lang gefloten.’’
Oke, een laatste anekdote dan nog. ,,Wij hadden Indiase trainer; Norris, heel katholiek. We gingen op toernooi naar Duitsland en zijn eerste zorg was niet de wedstrijd, maar dat we eerst naar de kerk gingen.’’
En zit er nergens iets van spijt of jammer dat? ,,Jawel, ik had graag een keer aan de Olympische Spelen meegedaan.’’ Daarvoor werd Jeanne Hogestijn veel te vroeg geboren. Pas in 1980 zou het vrouwenhockey Olympisch worden.