Over een goede maand begint het zaalhockeyseizoen alweer in Nederland. Clubs wijken uit naar sporthallen in de omgeving om de – laatste tijd veelbesproken – indoordiscipline uit te kunnen oefenen. Een fijne besteding tijdens de veldwinterstop, maar tegelijkertijd een hoop geregel voor coaches en spelers. HC Schiedam tuigt sinds enkele jaren zelf een superopblaashal op. Kjeld Crucq (zaalcommissaris) en Carola de Koning (bestuur) van Schiedam vertellen dat hier het nodige bij komt kijken, maar het een hockeyclub ook veel oplevert in deze onzekere nationale zaalhockeytijden.
HC Schiedam ligt te midden van ‘grotere hockeybroers’ Rotterdam en Victoria. De club kent desondanks een flink ledenaantal, en ook het tophockey is goed vertegenwoordigd met de dames uitkomend in de Overgangsklasse en de heren in de Eerste Klasse. Om het hoogste niveau nog meer te ondersteunen en stimuleren werd de zaaltak van Schiedam verder ontwikkeld. „Vanuit onze jeugdteams moest het ten minimale onderdeel worden in de weg naar het leren hockeyen”, vertelt Carola de Koning. „Je ziet echt dat het spelers in hun ontwikkeling stimuleert. Het helpt bij het krijgen van een stukje techniek en ander inzicht. Soms zie je dat spelers die het op het veld niet super goed doen, in de zaal komen bovendrijven. Voor onze jeugdteams is zaalhockey inmiddels verplichte kost. Het is echt een onderdeel van onze vereniging geworden.” Kjeld Crucq vult aan: „Het is een heel ander spelletje; een veel snellere variant op veldhockey. Andere technische vaardigheden zijn nodig. Die ontwikkelen zich sneller in de zaal en komen op het veld terug. Daarom is het keuze van het beleid geweest van HC Schiedam, om het goed onderdeel te laten zijn van onze vereniging.” Beiden verbazen zich dan ook heel erg over voor de KNHB-beslissing, om de nationale zaalteams te schrappen tijdens de eindtoernooien. Volgens Crucq heeft de jeugd weinig meer om ‘tegenop te kijken’ met het wegvallen van deze elftallen. „De Hoofdklassezaal wordt dan als het hoogste gezien. Maar waarschijnlijk gaan veel spelers van dat niveau naar Duitsland vertrekken.” Ontmoediging dus van de indoordiscipline, waarin HC Schiedam juist zoveel investeert.
‘Schiedome’
In ieder geval beïnvloedt de KNHB-keuze Schiedam niet. Het zaalhockeybeleid kon namelijk nóg verder worden ontwikkeld met de komst van de blaashal drie jaar geleden. Door De Koning gekscherend de ‘Schiedome’ genoemd. Een bekroning voor HC Schiedam als club. De KNHB huurt de zaal af voor competities en andere verenigingen die spelen in de dome. Thuis- én uitwedstrijden van Schiedamse zaalteams worden er afgewerkt. Diverse voordelen dus, maar er moeten eerst een hoop vrijwilligers worden gemobiliseerd om de boel op te bouwen. „Dit jaar kwam het neer op 160 vrijwilligers”, vertelt De Koning. „Het is een hele uitdaging om zoveel mensen bij elkaar te krijgen. Dit jaar hebben we alle lessen van de afgelopen twee jaar gebruikt. Soms moet je het echt nog wel even aanjagen; een extra berichtje eruit sturen. We denken ook erover na om er leuke dingen bij te organiseren. Zo hebben wij op de avond van het opzetten een Halloween-event georganiseerd voor de jongste jeugd. Kjeld heeft vorig jaar enorm moeten aanjagen. Daarvan dachten we: dat moet niet nog een keer gebeuren.” Crucq zelf: „Toen we drie jaar geleden de hal voor het eerst gingen opzetten, had nog niet iedereen het beeld van wat er allemaal bij komt kijken. Daarnaast moest voor mensen nog blijken wat voor een winst we er uit zouden behalen.”
De blaashal van HC Schiedam telt vier velden – Ingezonden
Opslag en kosten
De hal is zo groot als een heel hockeyveld. In totaal passen er daarmee vier zaalvelden in, inclusief een tribune en een ruim middenpad. Volgens De Koning en Crucq wordt ieder jaar toch weer ‘onderschat’ hoe groot de hal eigenlijk is. Op de markt zijn er niet heel veel leveranciers die in de materialen hiervoor kunnen voorzien. „Wij doen dit met Polyned en Royal Campen samen”, legt De Koning uit. „Daar hebben we alles bij gekocht. Ook hebben wij met hen afspraken gemaakt over de opslag en het neerzetten van de hal.” HC Schiedam heeft de hal zelf aangeschaft, dus is die in bezit van de club. „Je kunt je voorstellen dat daarmee een behoorlijk bedrag gemoeid is”, zegt De Koning. Jaarlijks komen daar nog diverse kosten bij kijken. Denk aan opslag, installatiekosten, verwarming en bovenal: verzekeringen. „De hal is uiteraard verzekerd, waaronder tegen stormschade”, zegt De Koning. „Wij hebben daarnaast veel geluk met waar de hal staat. Met Schiedam zitten wij langs de A4 en daar staat een enorme geluidswand. Die houdt ook heel veel wind tegen. De garantie op de hal hangt samen met de wijze hoe je die opslaat. Om die reden hebben we ervoor gekozen om de hal bij de leverancier op te slaan. Je wil daar natuurlijk geen risico in lopen.”
Verspreidingseffect
De eigen zaalhockeyhal in Schiedam zou een verspreidingseffect kunnen bewerkstelligen in het hockeygebied Zuid-Holland. In de regio zijn er meer blaashallen, vertelt Crucq. „Maar in Nederland zijn er in totaal drie ter grootte van een heel veld. Twee staan in Rotterdam en één in Schiedam. En dan zijn er nog wat kleinere in de omgeving. Elk jaar komen er daarvan weer wat bij. De clubs zijn enthousiast, maar er zijn genoeg verenigingen die bij ons komen om te huren. Je wordt als vereniging benaderd om oefenwedstrijden te laten spelen en trainingen te organiseren.” De zaalcommissaris beaamt dat het vinden van sporthallen lastig is voor de kleinere clubs. Daarom maken zij graag gebruik van de dome op Schiedam. Ten opzichte van een sporthal zijn er ook enkele verschillen met bijvoorbeeld de blaashalondergrond. „Het is een mobiele vloer, dus dat is anders dan in een sporthal”, vertelt Crucq. „Je speelt in onze blaashal met vier velden in één ruimte die niet van elkaar afgescheiden zijn. Qua geluid is dat ook anders. Er is daarnaast meer ruimte dan in een sporthal. Daar zit je vaak dicht tegen de muur en moet je uitkijken dat je de scheidsrechter niet in de weg loopt. Bij ons heb je mobiele tribunes en lopen er afscheidingen.”
Voor- en nadelen
Wat zijn de afwegingen die clubs moeten maken om een eigen hal op te blazen? De voordelen die De Koning in elk geval noemt zijn: gemak, het clubgevoel en dat wat je je eigen leden kan bieden. „Natuurlijk afgezet tegen de kosten die het met zich meebrengt”, analyseert ze. „Het moet natuurlijk altijd rendabel blijven om het van meerwaarde te kunnen laten zijn. Als het geld gaat kosten houd je het niet droog. Dat lijkt me eenvoudig, maar tegelijkertijd vind ik wel dat het heel veel voordelen biedt.” In februari wordt de hal afgebroken. De vraag is dus of in Nederland zaalhockeyland een soort domino-effect kan ontstaan wat betreft eigen superblaashallen op de clubs. „Ik denk dat je als vereniging eerst moet kijken hoe zaalhockey in jouw club en beleid past”, zegt Crucq. „Hoe groot is jouw verenging? Je moet daarnaast kijken naar de praktische zaken waar je tegenaan loopt. Ik denk niet dat het voor elke vereniging haalbaar is. Het feit is ook dat op het moment dat veel meer verenigingen een blaashal aanschaffen, er sporthallen vrijkomen. Kleine clubs krijgen daar zo wel ruimte. Dat is het voordeel als andere verenigingen een blaashal aanschaffen.” Hoe die ontwikkelingen precies zullen lopen, zal de zaaltoekomst uit moeten wijzen. Maar met de eigen dome stelt Schiedam in ieder geval een prima voorbeeld hoe het kan.