Herman Kruis verdiende meer dan zijn sporen als coach in de hockeywereld. Hij was succesvol als clubcoach en had nog enkele jaren het Nederlands team van de vrouwen onder zijn hoede. Maar Kruis is ook een man van het onderwijs, al veertig jaar in dienst van de overheid. Met ervaring op beide vlakken maakt Kruis zich zorgen over talentontwikkeling en maakt hij zich sterk voor de duale carrière.
Herman Kruis (65) diende vanaf het midden van de jaren tachtig tal van clubs. Hij legde mede de basis voor de enorm succesreeks van de dames van Den Bosch, was werkzaam als bondscoach van Oranje en de vrouwen van Wit-Rusland, en is nu nog lid van het Coaching Committee van de EHF. Honderden topsporters zag Kruis in al die jaren voorbijkomen, zowel voor- als nadat hij in 2007 aantrad als directeur van het Johan Cruyff College. ,,Eigenlijk wilde ik dat niet’’, vertelt Kruis. ,,Omdat ik ook coach ben. De toenmalige voorzitter van de Raad van Bestuur vroeg wat het probleem was. Ik vertelde dat ik ook coach was en dat nog heel graag een behoorlijk aantal jaren wilde doen. Mooi, zei hij, dan hoor je bij het Cruyff College, want die is daarvoor.’’
Kruis begon daar, vervolgt hij, met letterlijk één tafel en een stoel. ,,Nu hebben we een prachtig gebouw met honderdtachtig studenten en een goed docententeam.’’ Hij zit daardoor bovenop de problematiek die hij al een tijdje signaleert. De man uit Bavel ergert zich aan de manier waarop talenten worden begeleid naar ook een maatschappelijke carrière. Of juist níet worden begeleid. ,,Het onderwijs moet uitgaan van het talent van de persoon’’, vindt hij. ,,Maar wat je in het ouderwetse onderwijs ziet is: dit is het kader, voeg je daar maar naar.’’
Voorbeeldfunctie
Dat is een situatie die Kruis heel graag wil veranderen. Hij maakt zich sterk voor de duale carrière, waarin zowel aandacht wordt besteed aan de sportieve ontwikkeling, maar ook aan de maatschappelijke ontwikkeling. Zijn eigen Cruyff Collega vervult daarin een voorbeeldfunctie. ,,Wij hebben honderdtachtig studenten en honderdtachtig verschillende programma’s. Allemaal maatwerk. Wie hier rondloopt krijgt misschien het idee van een duiventil. De ene komt van de training, de ander gaat. En in de hal hebben we magnetrons voor de studenten, want ik wil dat ze eten als ze terugkomen van de training. Het hele programma is gericht op de duale carrière, want daar staan wij voor.’’
In zijn kruistocht signaleert hij veel misstanden. Ziet hij hoe de maatschappelijke ontwikkeling van jonge topsporters in de dop achterblijft en ondergeschikt wordt gemaakt. De minste basis, een zogenaamde startkwalificatie, ontbreekt zelfs vaak. Hij zat onlangs aan tafel met een jonge voetbalster, een toptalent. Maar al twaalf maanden uit de roulatie vanwege een knieblessure. ,,Die realiseert zich dondersgoed hoe belangrijk het is dat ze dadelijk ook een diploma heeft. Ik kan echt héél veel mensen opnoemen die ik heb zien sneuvelen door blessures, of die tot de ontdekking kwamen dat ze toch niet goed genoeg zijn voor de top.’’
Contract
Hij neemt de voetbalwereld als voorbeeld. ,,Als een club een jeugdspeler een contract geeft, vind ik dat ze club ook zo verantwoordelijk moet zijn dat zo’n speler ook de startkwalificatie haalt. Dat wil zeggen een diploma havo of vwo, of een mbo-diploma vanaf niveau twee. Ik vind het maatschappelijk onverantwoordelijk als sporters weer de maatschappij in worden gestuurd zonder die startkwalificatie. Een club geeft een contractje voor twee jaar, en als het niet bevalt zetten ze zo’n talent net zo makkelijk weer buiten. Dan staat die op straat zonder sportcarrière en zonder diploma. Dat kan niet. Ik heb wel eens technisch directeuren gesproken die bang zijn dat een speler niet komt als ze studie verplichten. Maar het moet juist andersom zijn. Daarom zou ik graag zien dat we er in het voetbal naartoe gaan jeugdspelers een contract te geven met een bonus als ze de startkwalificatie halen.’’
Wat hem ook stoort, zijn de scholen die roepen dat ze zo topsportvriendelijk zijn. In de praktijk, zegt hij, valt dat vaak tegen. Hij noemt het voorbeeld van wielrenster Talitha de Jongh. ,,Dan zegt zo’n school: ‘Ja, maar wacht even. Als je drie weken in Qatar zit, een week in Nederland en dan weer twee weken een ronde rijdt, kan je geen stage lopen voor de Pabo wat je graag wilt en kan je niet komen’. Dat is geen hulp. Dan begrijp je het echt he-le-maal niet.’’
Starheid
Of het geval van hockeyster Leonoor Voskamp. ,,Ik schrik regelmatig van de starheid van professoren, en dat was ook bij Leonoor het geval. Zij werd in 2007 wereldkampioen indoor, maar moest twee dagen later wel een zwaar examen doen, want de professor wilde dat toch echt niet uitstellen. Die vindt zichzelf belangrijker dan zijn student. Hoe kan dat? Dan heb je toch geen liefde voor het vak? Je wilt toch dat die student al zijn talenten ontwikkelt, daar ben je docent voor geworden. Maar ik zie helaas nog steeds te weinig het hbo dat er wordt gekeken naar het talent.’’
Kruis noemt het volgen van een studie voor een jonge topsporter zelfs een groot voordeel. ,,Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat een sporter die studeert een hogere kans van slagen heeft in de sport dan een talent dat alleen maar bezig is met sport. Jildou Gemser, de dochter van schaatscoach Henk Gemser, heeft daar nog een studie naar gedaan aan de Rijks Universiteit Groningen. Daar staat het klip en klaar in.’’
Dat kan hij best uitleggen, want ook daarvan heeft Kruis de praktijkvoorbeelden bij de hand. ,,Als je studeert blijf je niet alleen fris in je hoofd, je gaat ook makkelijker verbanden leggen. Neem de roeiploeg die voor de Spelen voorlopig stopte met de studie en dat na de Spelen weer wilde oppakken. Die werden al na drie maanden gillend gek omdat ze alleen maar aan roeien konden denken. Of de waterpolocoach die op het moment dat de Spelen een jaar werden uitgesteld zijn spelers adviseerde om in hemelsnaam weer te gaan studeren. Daar moeten we in Nederland veel meer aandacht aan besteden. We moeten ophouden met de excuses. Willen we de sport in de wereld op een goed niveau krijgen, dan hebben we ook een verantwoording voor de maatschappelijke carrière van de sporters.’’
Prioriteiten
Kruis ziet dat er nog veel te vaak verkeerd wordt gedacht, dat nog te vaak de prioriteiten in de verkeerde volgorde worden gesteld. Clubs en teams zijn nog te vaak primair gericht op de prestatie, waarbij studie en een maatschappelijke loopbaan van talenten naar de achtergrond verdwijnt. ,,De spijker op z’n kop’’, vindt Kruis. ,,Het talent moet centraal staan en we moeten zorgen dat dat talent ook de mogelijkheid krijgt zich optimaal te ontwikkelen. Daarbij moeten we kijken naar maatwerken in sport en onderwijs. Dat vergt een grote inspanning, ja. Bij het Cruyff College hebben we in principe geen lesroosters, nee, een student is welkom van half negen tot een uur of drie. En als hij moet trainen, gaat hij trainen. Daarbij is het belangrijk dat een studiecoach met de sporter afspreekt hoe het onderwijs gewaarborgd wordt. Dat kan online, als opdracht, het maakt niet uit. Als het maar wel gebeurt. Ik denk dat dat het meest belangrijke is.’’
Die opleiding is keihard nodig omdat te veel sporters zich blindstaren op hun sportloopbaan en geen oog hebben voor de gevolgen als ze niet doorbreken. Of als ze wél doorbreken, maar ná hun loopbaan geen fatsoenlijke opleiding hebben. Dat ziet hij ook in de hockeywereld. ,,Daar is het ook niet goed. Er zijn veel hockeyers zonder startkwalificatie.’’
Subsidie
Het is niet voor niets dat ook de EHF zich inmiddels sterk maakt voor de duale carrière. De Europese federatie heeft zelfs subsidie gekregen van de EU om dat te ontwikkelen. Hoog tijd, vindt Kruis. ,,Zeker als ik tot mijn ontsteltenis hoor dat de keeper van Zwitserland het EK niet kan spelen omdat hij examen moet doen. Als ik vraag waarom, dan heeft de school bepaald dat in die periode examens worden gedaan en dat ze dat niet gaan wijzigen. Dat is de omgekeerde wereld. Onvoorstelbaar. Dan ben je niet met talentontwikkeling bezig, maar met het afbreken van talenten. En daar moeten we vanaf.’’
De EHF gaat zich de komende tijd meer bezighouden met de duale carrière, en zal dat doen in samenwerking met de nationale bonden. Ook de KNHB zal daarbij aansluiten. ,,Die heeft dit onderwerp inmiddels ook hoog op de agenda staan. Er is heel veel draagvlak’’, weet Kruis. ,,De EHF gaat landen steunen om de duale carrière goed op de rails te zetten. Dat is ook in het belang van de sport, want dan krijg je de beste hockeyers op de beste toernooien. Ik denk dat we daar naartoe moeten.’’
Oplossing
Gepersonaliseerd leren is de oplossing. ,,Dan gaan we echt op de goede weg.Of ze dan mbo, hbo of universiteit doen, maakt geen bal uit. Een studiecoach moet kijken waar de mogelijkheden liggen en daarin begeleiden. Ik geloof er heilig in dat we onderwijs moeten inrichten naar talent. Niet zo van: we hebben de vakken op een rij staan en die heb je maar te volgen. Ik denk dat we veel meer uit mensen kunnen halen als we ons richten op talent. Dat vereist wel dat we omgekeerd gaan denken, dat we de middelen in dienst stellen van het talent in plaats van andersom. En wat mij betreft schrappen we de zomervakantie meteen. Onderwijs moet 365 dagen per jaar bereikbaar zijn. Dan spreiden die docenten hun vakantie maar in plaats van zes weken vrij te hebben in de zomer. Zij zijn er voor de talenten, niet andersom.’’
Het is een lange weg, realiseert Kruis zich, vol hobbels en heilige huisjes. ,,Maar we moeten wel. Clubs moeten verantwoordelijkheid nemen voor een goede opleiding van talenten, in elke tak van sport. Dat is van essentieel belang voor de talenten zelf, maar ook voor de sport.’’