Het keeperslot van Rotterdam-goalie Derk Meijer is er altijd één van geduld geweest. De 26-jarige Meijer kwam in 2016 over van Ring Pass Delft en moest vier jaar lang wachten voordat hij echt eerste keuze werd bij de Havenstadclub. „Met heel veel trots sta ik nu deze club te vertegenwoordigen.” Na afloop van het duel tegen Kampong vorige week liet Meijer ook zijn licht schijnen over de kansen bij Oranje.
Door Douwe de Vries
Twee zware blessures. De coronapandemie. Nee, Derk Meijer had ook weinig fortuin als het gaat om het verdedigen van het Rotterdamse doel. Telkens vond hij een teleurstelling op zijn pad. Maar telkens ook weigerde hij de handdoek in de ring te gooien. En zie nu: door zijn uitstekende optredens zit hij bij de selectie van Jeroen Delmee. „Ik heb best lang moeten wachten”, zegt hijzelf. „Ook door blessures. Het geduld dat je moet hebben hoort erbij als keeper. Over het algemeen weet je dat. Je kan wel ongeduldig zijn, maar in het keepersvak gaat het niet over twee maanden ijs. Dat weet je gewoon. Je moet wachten en lang goed zijn. En dan hopen dat ze voor je kiezen.”
Geduld
Zowel bij Rotterdam als het Nederlands elftal werd voor Meijer gekozen. Door het vaderschap van Pirmin Blaak maakte hij het EK in Mönchengladbach mee als tweede doelman achter Maurits Visser. „Zo’n toernooi meemaken is heel leerzaam. Het is sowieso heel erg leerzaam om bij het Nederlands elftal te zitten; elke week, elke dag. Een eindtoernooi had ik nog niet meegemaakt. Dat was weer een hele nieuwe ervaring.” In totaal kwam Meijer al tot zeven interlands. Telkens viel hij vlak voor een groot eindtoernooi af. Maar in Duitsland was hij er dus bij. Hoe ver ziet hij zichzelf achter Blaak en Visser? „Ik weet dat eerlijk gezegd niet. Elke coach heeft daar zijn eigen mening over. Het is ook niet per se aan mij om dat te zeggen. Ik heb altijd bij de concurrentiestrijd hier en in Oranje vanuit mijzelf geredeneerd. Als er nog niet voor mij gekozen wordt, dan ben ik dus nog niet goed genoeg. Zo redeneer ik dan maar. Dat is een stuk lekkerder dan dat je gaat zitten wachten en hopen op dingen.”
Zoals zo vaak toont de talentvolle doelman geduld. Ook wat betreft zijn kansen voor Parijs. „Ik zit erbij. Zolang dat zo is maak ik een kans. Net als bij andere concurrentiestrijden kan ik niets anders doen dan goed zijn op dit soort momenten. Het is geen geheim dat ik niet de grootste kans van de wereld heb. Er moet daarvoor echt wel wat gebeuren. Maar wie weet.”