Door Suus Boschloo
Foto’s: Anne Veenendaal
De carrière van Joosje Burg gaat als een raket. In een paar jaar werd ze een vaste waarde in de spits van HC Den Bosch én bij het Nederlands team. Landelijke bekendheid kreeg ze door haar neus: die brak na een ongelukkig duel tijdens de Olympische halve finale tegen Argentinië. Een dik half jaar later is de storm weer wat gaan liggen. ,,Ik ben blij dat het niet meer ‘Joosje met de neus’ is. Nu ben ik gewoon weer Joosje.”

Een na-Olympisch jaar is vaak een beetje vreemd voor topsporters. De grote prestatiepiek is voorbij, maar het topsportleven gaat door. ,,Drie jaar lang heb ik alles gelaten voor Olympisch goud. Natuurlijk had ik wel gehoord dat je in zo’n dipje kunt belanden, maar ik dacht: dat overkomt mij niet,’’ begint Burg rustig te vertellen. ,,Het is niet dat ik echt slecht in m’n vel heb gezeten, toch is het eerste half jaar na de Spelen wel pittiger geweest dan ik had gedacht.’’
Waarom dacht je, ‘dat gebeurt mij niet’?
,,Van tevoren denk je: ik zit er goed in, mijn leven gaat goed, mijn studie gaat goed, hockey gaat goed. Na de Spelen ging ik drie weken op vakantie naar Bali. Toen ik terugkwam, begon het normale leven weer. Je gaat weer naar je studie, je gaat weer trainen. Wat is dan nu je doel in je leven? Ik denk dat die vragen ook op me af kwamen omdat het Nederlands team nooit een zekerheid voor mij was. Dus ik was zo gefocust op dat specifieke doel, ik was daar dag en nacht mee bezig.’’ Bij thuiskomst was die totale focus weg, zegt Burg. ,,Ik moest me meer opladen voor het gewone trainen en de gewone wedstrijden en was ook vaak geblesseerd. Dat heeft niemand gemerkt, want ik heb alle wedstrijden meegedaan, maar er waren vaak kleine pijntjes. Was het niet mijn linkerteen, dan wel mijn rechterheup en dan weer mijn schouders. Ik denk ook wel dat als je er mentaal even wat minder in zit, je lichaam je dat vanzelf laat merken.’’
Teen, heup, schouder. En dan was er nog je neus…

,,Ja, daar is het ook wel een nasleep van geweest. Lichamelijk, want ik moest meteen geopereerd worden en liep rond met blauwe ogen. En geestelijk, want iedereen vroeg steeds hoe het met mijn neus was. In plaats van: ‘Hoe is het met jou?’ Want dat ik de finale miste door die bal in mijn gezicht tijdens de halve finale tegen Argentinië, kwam toch terug. Eerst stond ik er niet zo bij stil, want we hadden goud, ik was op vakantie, we waren zo hyped. Daarna gingen we door, trainen bij Den Bosch en werd het leven weer normaal. Toen begon ik te beseffen wat er allemaal was gebeurd in die weken. En dat ik daar toch iets meer pijn van had dan op het moment zelf. Je zit zo in een bubbel. Oké, je hebt je neus gebroken, heel jammer, maar je moet je team aanmoedigen. Er valt een nieuw iemand voor jou in, en je moet daar goed mee omgaan, want het staat natuurlijk in het belang van het team. Er stond de hele tijd een camera op mij gericht. Ja, dan vergeet je jezelf wel een beetje.’’
Het zorgde voor je landelijke doorbraak.
,,En internationaal! Dat is bizar hoor. Ik heb nog nooit zoveel berichten gehad, ook van heel veel Argentijnen. Dan blijkt weer dat het echt een groot hockeyland is. Veel meer mensen herkenden me, natuurlijk ook omdat het tegen Argentinië gebeurde. In Nederland was het toch vaak ‘Oh, je bent hockeyster, toch?’ en dan weten ze het niet precies. Als ik dan zeg ‘Je weet vast van dat meisje dat haar neus heeft gebroken…’, is het meteen ‘Oh, dat ben jij, ja, nu zie ik het. Je ziet er goed uit hoor, je ziet er niets meer van!’ Gelukkig niet, denk ik dan maar. Inmiddels zijn we een dik half jaar verder en is de tweede helft van het seizoen van start. Ik heb er ook weer echt zin in. De EHL komt eraan, de play-offs straks, ik heb mijn studie weer opgepakt. Het is niet meer ‘Joosje met de neus’ en daar ben ik blij mee. Gelukkig is het weer gewoon Joosje.’’
Kom je uit een typische hockeyfamilie?
,,Nee, helemaal niet! Wel een sportieve, mijn moeder zat in het Nederlands softalteam en mijn vader voetbalde altijd. Hockey was geen topic, tot mijn zus op hockey wilde omdat haar vriendinnetjes het ook deden. Toen ik zes werd, wilde ik ook op hockey, want ja, mijn grote zus deed het. Ik begon bij Geel-Zwart in Veghel, waar we vandaan komen.’’
Wanneer had je door, dit kan weleens wat worden?
,,Ik weet niet of dat moment er ooit geweest is. Ik vond het heel leuk en werd snel doorgeduwd in de teams, mocht naar het districtteam. Daar vroegen andere meiden en ouders of ik niet selectie wilde doen bij Den Bosch. Ik dacht echt, dat hoeft niet, en vroeg me ook af of ik het wel kon. Ik had nog nooit op een waterveld getraind, kon de bal niet hoog houden of schijnflatsen, terwijl al die meiden uit Den Bosch dat wel konden.’’

Ze stapte over, toch bleef de onzekerheid even hangen, zegt Burg. ,,Toen ik vijftien was, mocht ik meetrainen bij Dames 1. Dat vond ik echt spannend en vroeg me af waarom ze mij daarvoor vroegen. Maar voor hen was het heel duidelijk, dat Pien (Sanders, red.) en Joosje uit die lichting moesten meedoen. Een jaar later zat ik er officieel bij. Daar had ik van gedroomd. Als we vanaf Veghel reden en we kwamen langs het stadion van Den Bosch, dan zei ik altijd ‘Ooit ga ik hier in Dames 1 hockeyen’. Ik ben ook nuchter, dus sta er alsnog niet echt bij stil. Het gebeurt en mijn leven gaat door. Natuurlijk kan ik nu wel enigszins bedenken dat ik een prima hockeyster ben, maar het blijft lastig om te zeggen.’’
En dat terwijl jullie goud hebben gewonnen, dus het is gelukt!
,,Ja, ik ben heel trots daarop. Thuis kijk ik er weleens naar en dan vind ik het nog steeds bizar dat ik een gouden medaille heb. De afgelopen jaren heb ik veel stappen gemaakt, als hockeyster en als persoon. In mijn hoofd waren de Spelen gewoon nooit echt realistisch, totdat Paul (Van Ass, red.) kwam. Hij heeft mij altijd een heel positief en fijn gevoel gegeven. Daardoor kreeg ik het vertrouwen en ben ik gaan presteren.’’
Ze deed er alles aan: nam een voedingscoach, personal trainer en een haptonoom in de hand. Maar bleef ook leuke dingen doen met vriendinnen en familie. ,,Alles waar ik blij en gelukkig van word. Een paar maanden voor de Spelen dacht ik, als ik nú niet mee ga, dan ben ik misschien niet goed genoeg voor het Nederlands elftal, want dit is mijn beste kunnen. Gelukkig kon Paul eigenlijk niet meer om mij heen.’’
Werd je wat liever voor jezelf?

,,Ik weet duidelijker wie ik ben. Als persoon en als hockeyster. Een negen spelen, kan gewoon niet altijd. Eerder kon ik er de hele week last van hebben als ik ‘s zondags niet goed presteerde. Ik ben slecht, dacht ik dan, de bondscoach gaat me vast niet meer selecteren voor Oranje. Nu weet ik dat er soms zit een mindere wedstrijd tussen zit. Natuurlijk wil ik altijd de beste versie van mezelf zijn, maar het is niet realistisch om dat elke dag te kunnen.’’

Toen Burg begin twintig was, overleed haar vader plotseling. Dat heeft haar persoonlijke groei versneld, zegt ze. ,,Het is een soort besef. Dat het zomaar voorbij kan zijn. Natuurlijk mis ik hem elke dag, toch ga ik niet bij de pakken neerzitten en ik weet zeker dat hij megatrots op mij is. Daar haal ik kracht uit. Ook door over hem te praten. Vaak vinden mensen dat eng, maar ik vind het echt niet erg als iemand ernaar vraagt. Het maakt me ook niet uit als mensen er iets van vinden dat het er altijd over gaat, ik zou het liefst in elk interview over hem praten. Papa en ik waren ook met hockey altijd samen. Hij bracht me naar de training, was mijn coach en trainer bij Geel-Zwart. Hij was zó trots. Dat zou ‘ie op het Olympisch goud natuurlijk ook zijn geweest. Hij was al apetrots als ik in Zuid-C naar een districtdag mocht, moet je nagaan!’’
Voor de Olympische Spelen had ze een visioen met haar vader in de hoofdrol. ,,Ik had de selectie nog niet gehaald, maar ging me heel erg voorstellen dat ik daar was. Om het te manifesteren. Best lastig, omdat ik zo nuchter ben. Bijna elke avond probeerde ik om elk detail te zien. Dat ik rechtsvoor stond, het tenue aan had, dat ik lekker bruin was. Ik had foto’s opgezocht van het stadion. Dan zag ik dat voor me en dat mijn vader op een plek op de tribune zat. Een beetje schuin achter mij, daar zat hij. In een oranje shirt en met een nektas om, want dat had hij altijd. Dat beeld was zó sterk geworden dat ik bij de eerste wedstrijd naar die plek keek. En toen zaten mijn moeder en zus precies daar. Nou, hoe nuchter ik ook ben, dat was voor mij geen toeval. Ik kon daar heel veel kracht uit putten en moest even huilen tijdens het volkslied. Ik wist ook: dat is prima. Dit mag er even zijn, en dan gaan we nu van start en knallen.’’
Op welke andere momenten denk je aan hem?
,,Als ik een doelpunt heb gemaakt, want hij zou dat echt honderd keer gaan terug kijken. Maar ook met mijn verjaardag, kerst, oud en nieuw, eigenlijk elke feestdag wel. Dat is altijd moeilijk, want je denkt elke keer, ‘weer een jaar zonder papa’. Ik probeer er met mijn moeder en zus over te praten, maar dat kan best lastig zijn. Dan ben je toch bang dat ze net een goede dag hebben, en denk je, misschien haal ik haar daar uit als ik nu vraag of het goed gaat. Of dan hebben we het erover en denk ik, oei, ‘gaat ze nu huilen?’. Terwijl: wat maakt dat eigenlijk uit? Het heeft mijn mentaliteit veranderd. Ik probeer om het, naast alle ellende, om te zetten in iets goeds. Daardoor sta ik er meer bij stil dat ik extra mag genieten. Het is niet dat ik het een plekje heb gegeven, dat ga je, denk ik, nooit echt doen. Ik weet nu wel hoe ik ermee moet leven.’’
Je club, je familie, je opleiding, alles zit in Brabant. En jij woont in Amsterdam. Hoe zit dat?
,,Haha! Twee jaar geleden ben ik hier naartoe verhuisd. Ik vind Den Bosch nog steeds een heel leuke stad en wie weet ga ik ooit terug. Ik was 25. ‘Als ik wil verhuizen, moet ik het nu doen’, dacht ik. Na een paar maanden zei een huisgenootje waar ik heel close mee was, dat ze wel mee wilde. Toen is het heel snel gegaan: op maandag werden we gebeld, op woensdag gingen we kijken en op donderdag kregen we de sleutel. Natuurlijk moet ik naar Den Bosch voor de trainingen, maar de wedstrijden zijn overal en met het Nederlands team trainen we meestal in Amsterdam. Dan kan ik lekker op de fiets! Mijn studie is vooral online, dus uiteindelijk maakt het niet zoveel uit. Veel vriendinnen wonen ook hier, voorlopig zit ik hier helemaal goed.’’

Het ondernemende zit er stevig in bij Burg. Ook als het over haar leven na haar hockeycarrière gaat. ,,Ik zie mezelf niet op een kantoor werken van negen tot vijf. Een eigen bedrijfje starten, dat lijkt me heel leuk. Verder hou ik het een beetje open. Misschien ga ik wel in Uruguay wonen!’’ Uruguay? Ze begint te lachen. ,,Ja, ik heb net een nieuwe vriend en hij komt daarvandaan. Hij is rugby-7s-speler. We hadden al wat berichtjes gestuurd en hebben elkaar op de Spelen ontmoet. Na onze wedstrijden met Oranje in Argentinië ben ik naar hem toegeweest en laatst was hij bij mij in Nederland. Het is niet makkelijk, want het is zeventien uur vliegen, maar we zijn helemaal verliefd. Hij is gestopt bij zijn nationale team en doet nu alleen clubrugby. Wie weet komt hij hierheen, of als ik stop met hockey, kan ik gaan kijken hoe ik het daar vind. Het kan alle kanten op voor mij.’’